‘Als niets móet, ontstaan juist mooie dingen’

Spelend op zoek naar verbinding met anderen. Bram Timmers is helemaal op zijn plek als CliniClown Boris. Hij deelt hier zijn ervaringen. 

Tot ze onlangs overleed, heb ik veel voor Lies gespeeld, die al behoorlijk ver was in haar dementie. Een van de laatste keren zei ze tijdens het spel opeens tegen me: “Ik heb met God gepraat. Ik krijg een heel mooi plekje in de hemel. En jij óók, dat heeft hij beloofd.” Ik kreeg kippenvel. Het raakte me zo dat ze aan me had gedacht. En tegelijkertijd is het een fijn gevoel dat ze in haar beleving de geruststelling over haar plekje in de hemel had gekregen. 

Plezier

Ik werk sinds maart 2020 als CliniClown voor de CliniClowns App, in het ziekenhuis en voor mensen met dementie. Ik was daarvoor dramadocent, maar het werk was toch niet helemaal wat ik zocht. Bij toeval las ik over een auditieronde bij CliniClowns. Ik dacht dat ik die totaal verprutste. Toch mocht ik door, in de volgende ronde speelde ik met een clownsmaatje. Wat was dat leuk! Het samen spelen en een verhaallijn bedenken, daarin het plezier opzoeken, geweldig.

Niets moet

Nu betekent dit voor mij veel meer dan een baan. Je bent van betekenis voor anderen. Als je speelt, vallen alle muurtjes weg. In het dagelijks leven  worden we gedirigeerd door allerlei gedragscodes, als clown mag je daar vrijelijk mee spelen. Er is geen druk, niets moet, juist daarom ontstaan mooie dingen. Dat is magisch.

Geef zieke kinderen en mensen met een beperking of dementie de lach die doet leven.

Aftasten

Elke dag als CliniClown is weer spannend. Ik pas me aan aan degene voor wie ik speel. Het is aftasten: wat kan wel, wat kan niet? Ik wil proberen een licht moment te creëren voor degene die ik voor me heb, die staat altijd voorop. Laatst, in een centrum voor epilepsie, deden we ‘Kempenhaeghe got talent’, de kinderen mochten hun talent laten zien. Een meisje in een rolstoel wilde meedoen. Ze draagt een helm en kan eigenlijk niet praten. Gies speelde een liedje, ik tikte met een handpopje, een kikker, zacht haar schouder aan. “Kwak!” riep de kikker. De kinderen die toekeken deden mee: “Kwaaak!” Opeens hoorde ik gefluister onder haar helm: “Kwak.” Ze bleef meedoen, lachte en straalde. 

In het ziekenhuis lag een puber. Zijn vader zei: laat maar, dit kind is te groot. Mijn clownsmaatje begon daar met die kikker te spelen alsof hij een kleintje voor zich had. Boris schaamde zich: dit is te gênant, we moeten aansluiten op de doelgroep! Op dat moment begon de kikker, op een speelse manier, ruzie te maken met de jongen. Die pakte op zijn beurt een busje snoepkikkers van zijn nachtkastje en at die demonstratief op. Het mondde uit in een vechtpartij tussen de kikker en mij achter het bedgordijn. De jongen en zijn ouders lagen dubbel. Ook in een puber schuilt een speels kind.  

Waardevol

Ik speel niet specifiek voor de lach, klein spel is net zo waardevol. Bij die huilbaby met radeloze ouders was dat bijvoorbeeld een zacht liedje, mijn waaier werd een vlinder die boven hun hoofden zweefde. Het kindje keek met grote ogen toe, stopte met huilen. We voelden de ontspanning die kamer instromen. Bij een mevrouw met dementie komen prikkels traag binnen. We gaan altijd even rustig voor haar zitten totdat ze zich realiseert dat we er zijn, houden haar hand vast, neuriën wat. Er is ruimte om ons binnen te laten, wanneer zij daaraan toe is. Zo mooi als dat gebeurt. Dit werk voelt als een privilege. 

Gun jij zieke kinderen en mensen met een beperking of dementie de lach die doet leven?